Hij zit daar op een stoel, op de achterste rij in de zaal en kijkt hoe de persoon van wie hij zijn hele leven heeft gehouden maar die hij ook vaak intens heeft gehaat dood in een houten kist ligt.
Toen hij die ochtend wegreed van huis wist hij dat het zwaar zou worden. Afscheid nemen heeft hij nooit gekund. Maar als het iemand is die je al je hele leven kent en met wie je zo ontzettend veel hebt meegemaakt dan wordt het verdomme onmogelijk. Hij had overwogen om niet te gaan. Om terug te kruipen in bed, zijn hoofd te begraven in het kussen. Begraven, in zijn kussen. Wrange woordspeling. Er zou inderdaad worden begraven, maar niet in zijn kussen.
Dus staat hij op, kleedt zich aan. Een donker pak. Eten gaat niet. Een korte blik in de spiegel. Dikke rode ogen, blauwe wallen, stoppels. Zijn blonde haren onverzorgd. Het litteken op zijn kin, resultaat van een valpartij als kind, steekt af tegen zijn bleke huid. Het interesseert hem niks, niet vandaag.
Tijdens de rit donkere wolken in zijn hoofd, maar als hij de begraafplaats oprijdt schijnt de zon in volle glorie. Zelfs God heeft schijt heeft aan zijn verdriet. Hij parkeert. Wacht met zijn hand aan de contactsleutel. Kijkt naar de anderen. Verzamelt moed. Ergert zich aan zorgeloos lachende kinderen op wie hij tegelijkertijd jaloers is. Ziet bekenden. Wil met niemand praten. Ja, er is iemand met wie hij wel wil praten, aan wie hij van alles wil vragen, maar dat gaat niet meer.
Pas als het rustiger wordt op de parkeerplaats haalt hij diep adem, gaat met zijn mouw langs zijn wang en stapt uit. Hij hoort krekels, wind die bladeren doet bewegen, een kerkklok in de verte. Binnen de gedempte stemmen die schijnen te horen bij dit soort gelegenheden. Hem maakt het gek. Willen jullie dan niet schreeuwen? Hij ziet familie, vrienden, collega’s. Ze lijken hem niet op te merken, laten hem met rust. Alsof ze weten dat het verdriet voor hem het allerergst is. Alsof ze snappen dat geen enkel woord hem nu kan troosten.
Hij negeert ze, wil alleen zijn. Een vriendelijke medewerker wijst mensen de ingang. Hij wil de man op zijn bek slaan, in zijn nette pak, met zijn verschrikkelijke glimlach terwijl hij hem niet eens recht aan durft te kijken. De woede trekt weer weg, maakt plaats voor leegte als hij alleen gaat zitten op een stoel, op de achterste rij in de zaal terwijl hij toekijkt hoe de persoon van wie hij zijn hele leven heeft gehouden maar die hij ook vaak intens heeft gehaat nu dood in een houten kist ligt.
Hij slikt een traan weg. Niet huilen nu. Hij heeft nooit mooi kunnen huilen. Voor hem geen eenzame traan uit een ooghoek, langzaam afdalend over een wang. Als hij moet huilen komt het van diep en is het onstuimig. Om zijn gedachten te verzetten pakt hij het programma dat voor hem ligt. Terwijl hij leest komt uit onzichtbare boxen een favoriet nummer van de man die daar voor in een kist ligt. Hij prevelt de woorden mee, kent ze uit zijn hoofd, het nummer ook een van zijn favorieten.
I’m falling
In all the good times I find myself
Longin’ for change
And in the bad times I fear myself
Veel muziek, leest hij.
Vier mensen gaan iets zeggen. Mogen hun herinneringen delen.
Zijn dochter. Zijn beste vriend. Een collega. Zijn vrouw.
Hij wil in de kist kijken. Heeft het nodig, de drang is er ineens, hij begrijpt niet waarom maar kan het niet tegenhouden. Hij weet dat de kist open is, heeft er al wat mensen een blik in zien werpen als ze er langs liepen, naar hun plekje. Niemand lijkt op hem te letten als hij stapje voor stapje richting de kist loopt, door het middenpad. De laatste stappen zet hij met zijn ogen dicht. Als zijn handen de kist raken doet hij ze weer open.
Daar ligt hij. Een donker pak. Gesloten ogen, blauwe wallen, stoppels. De blonde haren onverzorgd. Het litteken op zijn kin, resultaat van een valpartij als kind, steekt af tegen zijn bleke huid. De man die in de kist ligt is hijzelf.
Als hij terug gaat naar zijn plaats is het alsof hij zweeft. Hij is getuige van zijn eigen uitvaart en gaat zo horen wat zijn dochter over hem zal zeggen. Wat zijn beste vriend zal zeggen. Wat een collega gaat vertellen. En wat zijn vrouw gaat vertellen.
Wat wil jij horen?
Wat hierboven staat beschreven is een oefening. Hij is bedacht door Stephen R. Covey. Van hem is de uitspraak ‘Begin with the end in mind’ (meer hierover in dit boek) en dat is waar het bij deze oefening om gaat. Persoonlijke ontwikkeling is ook een van de onderwerpen die langskomen in het boek Nils. Bij Nils denken we dat ambitie, persoonlijk en financieel, het fundament vormt onder de strategie die je als ondernemer voor je bedrijf bedenkt.
Alle onderwerpen van de Nils methode lees je hier. Als je wil weten hoe we jou hiermee kunnen helpen klik je hier, en als je een mail wil krijgen als het boek af is klik je hier.